“Een rijke tuin zorgt voor zichzelf ”


Onder grote belangstelling verzorgde Peter Bulsing een lezing bij Risdam-Noord Groen. Hij was verrast dat er hier zoveel mensen nieuwsgierig zijn naar bio-diversiteit en ecologisch tuinieren. Hij is auteur van vier boeken over dit onderwerp en wij wilden graag meer weten over inheemse planten waarmee we onze tuinen en het leven van vlinders en insecten kunnen verrijken.

Veel belangstelling

De jongste publicatie betreft het openbaar groen. Dit is het groen waar we met z’n allen gebruik van maken in de parken, maar ook langs de doorgaande wegen en op parkeerplaatsen. Centraal in het verhaal van Bulsing staat de cyclus van leven. Planten halen stoffen uit de grond om te groeien, en ongewervelde dieren zetten plantenresten weer om naar voedingsstoffen in de bodem. Hetzelfde proces vindt plaats in een composthoop, maar vindt in principe in elke bodem plaats. En hier blijkt de kwetsbaarheid van de cyclus, want door het openbaar groen vol te zetten met gras en bomen zijn er te weinig kansen voor wormen, rupsen, larven, pissebedden om hun werk te doen. Het doel zou moeten zijn om dit dierenleven van voldoende voedsel en broedgebied te voorzien.

De beste kansen krijgt deze in heesters en kruidenrijke onderbegroeiing en dan ook nog als dit groen zoveel mogelijk met rust gelaten wordt. Maaien en snoeien is soms nodig; maar zou bijvoorbeeld ook óm het jaar kunnen gebeuren i.p.v. tweemaal per jaar, want daarmee maai je hele generaties weg. En áls er gemaaid moet worden, doe dat dan voor 50% en laat de rest staan. De klepelmaaier en de bosmaaier gaan wat Bulsing betreft in de ban. Andere bedreigingen zijn vermesting, verdroging, gif, microplastics en recreatiedruk.

Dit deel van de presentatie was niet bepaald bemoedigend voor de enthousiaste tuinier. Toch konden er nog wijze lessen geleerd worden uit deze presentatie.

We spreken vaak over het ‘redden’ van bijen, vlinders en insectenleven. Volgens Bulsing dekt het begrip ‘ongewervelden’ beter de lading. Hieronder vallen ook de spinnen, kevers, wormen, duizendpoten en alle micro-organismen die samen zorgen voor een voedzame bodem. Het idee dat de mens de natuur kan sturen getuigt van enorme arrogantie, vindt hij.

Interessant en toepasbaar voor de particuliere tuin is de samenstelling van kruidenrijke beplanting en heesters. Hier is de verhouding tussen zgn drachtplanten en waardplanten van belang. Drachtplanten geven nectar en stuifmeel voor vliegende wezens. De energie die dit geeft hebben ze nodig om te groeien, te vliegen en eitjes te maken voor de volgende generatie. Heel belangrijke drachtplanten zijn schermbloemen zoals het fluitekruid en vooral de paardenbloem. Er zijn wel 200 soorten paardenbloemen en die geven het hele jaar voedsel. Laten staan dus!

Waardplanten zijn planten die huisvesting geven aan rupsen, luizen, larven en nimfen. Denk ook aan het lieveheersbeestje en de vlinderpoppen. Zo kunnen ze zich ontwikkelen tot volwassen stadium. Mijnen en gallen halen hun voedsel uit bladmoes van deze planten. De meest bekende waardplant is de brandnetel. Ook deze hoort eigenlijk in elke tuin.

  • Laat plantenresten zoveel mogelijk en zo lang mogelijk staan tot het eind van de winter
  • Breng plantenresten terug op de plaats waar ze vorig seizoen groeiden
  • Laat de tuin zoveel mogelijk voor zichzelf zorgen
  • Koop planten die iets te bieden hebben voor insecten en gallen
  • Zorg voor een goede verhouding tussen dracht- en waardplanten
  • Kies planten die geteeld zijn op biologische wijze; breng geen gifresten in de bodem
  • Langbloeiende planten zijn gekweekt om lang naar te kijken, maar geven weinig stuifmeel of nectar, kies liever inheemse soorten met een natuurlijke groeicyclus
  • Laat planten meer door elkaar groeien en respecteer de plek waar ze willen groeien

Zo moet het niet

Hier worden insecten postuum niet blij van, want voor niets eitjes nagelaten.

Hier worden wij niet blij van, afgelopen 30 jaar een weldadig groene belevenis en nu een troosteloos uitzicht.
Waarom?